Drinken uit een beker
Oefenen met de beker kan al vanaf het moment dat je baby kan zitten. Geef je kind tussen de gewone maaltijden door af en toe een beetje water in een beker. Vanaf ongeveer 9 maanden kun je je kind zelfstandig uit een beker laten drinken. Je kind kan de beker dan zelf naar de mond brengen. In het begin knoeien kinderen veel. Het kan enkele weken of maanden duren voor je kind goed zelfstandig uit een beker kan drinken, dat is heel normaal.
Drinken uit een beker beter dan uit de fles
Redenen waarom drinken uit een beker beter is dan uit de fles:
- Bij het drinken uit een beker gebruikt je kind meer en andere mondspieren dan bij het drinken uit een fles.
- Drinken uit een beker stimuleert de normale ontwikkeling van het tongriempje en voorkomt verkeerd slikken.
- Door drinken uit een beker wordt de neusademhaling beter. Dit helpt bij het voorkomen van verkoudheid en oorontsteking.
- De kaken ontwikkelen zich beter als je kind uit een beker drinkt.
- Als je kind lang en vaak uit een zuigfles drinkt, kan dat invloed hebben op de groei van de bovenkaak, de stand van de tanden en op de spraakontwikkeling van je kind.
Gebruik liever geen tuitbeker
Lukt het drinken zonder dekseltje niet? Kies dan geen tuitbeker of anti-lekbeker, maar een beker met een holle deksel met een drinkspleet of gat. Met een tuitbeker of zuigfles houd je het bestaande zuig- en slikpatroon van je baby in stand. Dit kan de ontwikkeling van de mond, tanden en spraak in de weg staan.
Als je kind veel uit een tuitbeker drinkt kan de tong namelijk verkeerd in de mond gaan liggen. Hierdoor duwt hij tegen de tanden aan en kan de kaak verkeerd gaan staan. Op latere leeftijd moet je kind dan misschien een beugel. Ook kan een verkeerde rustpositie van de tong en verkeerd slikken invloed hebben op de uitspraak van bepaalde klanken. Het maakt goed leren praten dus lastiger.
Natuurlijk mag je kind tussendoor nog wel eens uit een fles drinken, maar geef je kind geen zoete dranken uit een zuigfles. Dit veroorzaakt gaatjes in het gebit.